Ds. C. Koster – Bleiswijk, april 2020

U heeft het waarschijnlijk wel gezien.  Beelden of filmpjes van coronapatiënten aan de beademing.  Ernstig, levensbedreigend ziek.  En als u het niet gezien heeft, dan heeft u er vast wel over gelezen.  Verhalen van patiënten die ernstig ziek zijn geweest.  Ze zijn blij en dankbaar dat ze weer opknapten, maar ze waren geschrokken van de ernst van de ziekte.  Of verhalen van anderen, die juist hun geliefde hebben zien sterven, omdat hun broze gezondheid het coronavirus niet meer kon bestrijden.

Al die beelden en verhalen kunnen zoveel oproepen.  Onder andere ook gevoelens van medelijden en diepe zorgen.  Wat ingrijpend, als deze ziekte je zo treft. Hoe moet het verder voor hen? En hoe zal het gaan met een familielid met mij, die ook verschijnselen heeft van het coronavirus? Moet hij of zij dat ook allemaal meemaken?

Gevoelens van medelijden kunnen ook bovenkomen, als je de tekst leest, waar we vanavond samen bij stilstaan.  “Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld”.  Als je die woorden hoort, dan je zie je het voor ogen.  De Heere Jezus Christus, in zijn bittere, moeilijke lijdensweg.  Zijn pijn, zijn geseling, zijn verschrikkelijke, langzame dood.

Ik was deze Schriftoverdenking aan het voorbereiden en las en overdacht dit vers. En als je Jezus Christus dan zo voor ogen houdt, in zijn diepe nood en lijden, dan raak je haast met de Heere Jezus begaan.  Dan kan je verdrietig worden.  Dan kan je medelijden krijgen met de Heere Jezus.  Wat erg, dat Hij dat allemaal moest doorstaan. Dat Hij dit allemaal heeft moeten meemaken.

Maar tegelijk bedacht ik mij ook iets anders. Medelijden, dat is eigenlijk niet juist.  Medelijden is feitelijk misplaatst.  Want als we het lijden en sterven van Jezus Christus goed willen begrijpen, dan moeten we geen medelijden hebben met de Heere Jezus Christus.  Nee, dan moet ik zien op mijzelf.

Kijk, de Heere openbaart ons hier in het Oude Testament de Heere Jezus Christus, nog ver voor zijn komst naar deze aarde.  Hij openbaart ons de Verlosser, die in zijn genade en liefde tot ons komt om te lijden en te sterven voor zijn volk.  Maar dan worden we tegelijk ook zo ingrijpend geconfronteerd met onze eigen zonden.

Kijk maar, zo niets verbloemend wordt het hier gezegd.  Hij wordt gestraft, waarom? Vanwege onze overtredingen! Vanwege onze ongerechtigheden! Vanwege mijn straf! Vanwege de striemen die ik eigenlijk had verdiend. Als ik de Heere Jezus wil zien en geloven, dan moet ik dus ook zien op mijzelf!  Op mijn zonden.  Op de straf die ik verdien.

Beste mensen, mag ik u vragen: wie ontmoeten wij hier in de Bijbel?  Wij ontmoeten hier God.  De hoge, heilige God!  De Almachtige Heere, de Koning van alle Koningen, de Heer van alle heren.  Hij die alle dingen regeert en alles in zijn hand heeft en alles leidt, zo dat niets zich tegen zijn wil kan roeren of bewegen. Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er. Zelfs de engelen, die heilige wezens, bedekken hun gezicht voor God, zo heilig is de Heere.

Wie van ons vanavond kan dan met goed fatsoen zeggen: deze God durf ik wel te ontmoeten?  Deze God kan ik wel recht in de ogen kijken?  Mijn leven was volmaakt?  Mijn gehoorzaamheid tot voorbeeld voor velen?  Mijn gedrag onberispelijk?

Nee, de Heere God zegt zelf: Ik toorn over de zonden van mijn volk, mijn rechtvaardig oordeel gaat over heel de wereld.  Onze zonden, onze fouten, hebben grote gevolgen.  Dat zien we misschien niet, en dat voelen we misschien niet zo. Maar de Heere zegt zelf: het is wel zo! Want de hoge, heilige God wordt verschrikkelijk boos over de zonden die wij doen.

Maar dat is gelukkig niet het enige.  Want ja, onze zonden zijn vele.  Onze schuld is groot.  De straf van God op onze zonden is ondragelijk.  Maar God is niet alleen een rechtvaardige God die toornt over onze zonden.  Hij is ook de God die barmhartig is, en vol genade.  Kijk maar, Hij zendt zijn Zoon Jezus Christus naar deze wereld.

Hij is verwond.  Hij werd doorboord.  Letterlijk, door de spijkers in zijn handen.  Door de speer in zijn zijde.  Ook figuurlijk, doorboord in zijn hart, vanwege de toorn van zijn eigen hemelse Vader.

Hij werd verbrijzeld.  De Heere God, de Vader van de Heere Jezus Christus, heeft zijn eigen enige Zoon verlaten.  Jezus Christus hing aan het kruishout op Golgotha.  Hij ging door de hel.  En er was niemand om Hem te helpen.  “Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten.”

Jezus Christus droeg de straf.  De straf, die ik had verdiend.  De straf, die wij hadden verdiend.

Hij werd geslagen, gegeseld, gemarteld.  Maar elke slag die Jezus Christus kreeg, was niet zijn verdiende straf.  De slagen kwamen niet van de soldaten, die deden wat ze kregen opgedragen.  Nee, de slagen kwamen van de Heere God zelf.  De slagen kwamen, om de straf van de zonde te dragen, de straf die de kinderen van de Heere hadden verdiend.  De slagen kwamen, omdat de toorn van God volledig losbarstte, gericht tegen Jezus Christus.

En in geloof mag u zeggen: Hij hing daar in mijn plaats.  Hij leed en stierf voor mij.  Ja, Heere, het zijn mijn overtredingen.  Ja Heere, het zijn mijn ongerechtigheden.  Ja Heere, het is mijn straf, het zijn de striemen die ik eigenlijk had verdiend.  Vanwege mijn zonden.  Ik ben een zondaar, ik weet het.  En U weet het nog veel beter dan ik.  Maar Heere God, ik vlucht tot de Heere Jezus Christus.  Ik vlucht tot Hem, uw eigen, lieve Zoon.  Ik geloof in Hem.  Opdat ik – zoals u dat zelf in uw Woord heeft gezegd – opdat ik niet verloren ga, maar het eeuwige leven mag ontvangen.

Wat een groot wonder!  Wat een onuitsprekelijke genade!  Dan is er geen plek voor medelijden met de Heere Jezus.  Nee, het enige wat dan overblijft is diepe ootmoed.  Heere, ik ben een zondaar.  En ik verdien uw rechtvaardige straf over mijn zonden.  Ik dank u uit de grond van mijn hart, dat u uw liefde daarin heeft geopenbaard dat uw Zoon Jezus Christus gekomen is naar deze wereld.  Dat Hij is verwond, verbrijzeld en geslagen.  En dat ik door Hem uw kind mag zijn.  In genade aangenomen.  Bevrijd en beveiligd.

Wat een machtige troost. Voor u, jou en mij. Ieder in onze eigen omstandigheden. Een troost, zelfs als je gezondheid ernstig wordt bedreigd door het coronavirus. En je misschien zelfs op het IC-bed behandeld moet worden. Toch mag je in geloof houvast hebben aan één ding: Jezus Christus stierf voor mij. De ziekte kan mijn lichaam aantasten en mijn longen slopen. Maar God heeft mijn hart. En Hij geeft mij in zijn grote genade, het eeuwige leven.

“Dank, mijn Heiland, voor uw lijden, voor uw bittre bange nood, voor uw heilig, biddend strijden, voor uw trouw tot in de dood.”

Lezen Jes. 53:1-6