Meditatie over 1 Timotheüs 1:15

Als kerklid heb je normaal gesproken het recht om avondmaal te vieren. Natuurlijk, je moet wel belijdenis hebben gedaan en normaal, christelijk leven. Maar dan mag je aangaan. Toch? Nou, nee. Toch niet. Niet zomaar. Niet op deze manier. Want voor wie is het Avondmaal bestemd? Niet voor mensen die het prima voor elkaar denken te hebben. Niet voor mensen die denken dat ze ‘zomaar’ kunnen aangaan. Nee, Jezus kwam op aarde om zondaren te redden. Zondaren, die hun redding zoeken bij Jezus Christus. Die zijn welkom.

Paulus legt er in onze tekst grote nadruk op. Dit is een betrouwbaar woord en alle aanneming waard. Christus Jezus kwam in deze wereld. Hij toonde Vaders liefde en bereidheid om zonde te overwinnen. Wat een wonder. Gods innig en eeuwig geliefde Zoon, kwam naar de aarde. Gaf het ultieme offer van zijn leven. Een liefde voor zondaren. Onbegrijpelijk, maar zó waar.

Het is opvallend dat Paulus het zo persoonlijk maakt. Paulus schrijft deze brief aan Timotheüs. Paulus is zijn leraar en geestelijke vader. Maar als hij over de kern van het evangelie spreekt, dan verheft Paulus zich absoluut niet. Hij zegt zelfs: ik ben de grootste zondaar van allemaal. Voornaamste van alle zondaren. Ik heb het meest van allen deze genade van de Heere nodig. Voel je wel dat dit een compleet andere houding is dan: “ik kan prima aan het Avondmaal!”

Nu kan je je wel afvragen: wat bedoelt Paulus precies? Zegt hij dit omdat hij de gemeente van Jezus Christus heeft vervolgd? Dat kan, maar dan zegt hij het wel wat vreemd. Want hij zegt niet: ‘ik was de grootste zondaar’. Hij zegt: ‘Ik bén de grootste zondaar.’ Ook nu nog steeds, terwijl hij niet meer de gemeente van Jezus Christus vervolgt. Zou Paulus dan alle zonden van alle mensen hebben opgeteld en dan hebben uitgerekend dat hij nog steeds de grootste zondaar is? Nee, dat kan ook niet de bedoeling zijn, als het al mogelijk was om zo te rekenen.

Paulus bedoelt iets anders. Hij spreekt hier als een gelovige man, die zijn zonden ziet. En wat doet een gelovig kind van God? Ga je jezelf dan vergelijken met anderen om vervolgens te zeggen: ik ben grotere of kleinere zondaar dan hij of zij? Nee, de Bijbel leert ons wel iets anders. Als gelovige sta je voor God. En heb je voor Eén rekening af te leggen, en dat is God. En als je beseft dat je zó voor Gods troon staat, mét al je zonden. Dan zeg je maar één ding: ik ben de grootste zondaar van allen. Ik heb uw genade meer nodig, dan wie ook. Heere, wees mij genadig. Dat is ook wat Jezus de tollenaar laat zeggen in de gelijkenis van Lukas 18. De Farizeeër zegt: dank U, Heere, dat ik beter ben dan andere mensen. Maar de tollenaar zegt: wees mij, dé zondaar, genadig. De zondaar, de enige, echte. En weet je wat zo mooi is? Als je gelooft dat je zo’n grote zondaar bent. Dan ben je tegelijk de gelukkigste persoon op aarde. Want juist voor zulke zondaren is Jezus gekomen. Om hen zalig te maken. Eeuwig geluk, uit genade, zomaar, uit Jezus’ hand! Geprezen is zijn Naam!

Gespreksvragen

  1. De kernboodschap van het evangelie is betrouwbaar en alle aanneming waard. Maar neem jij het zelf ook echt aan? Geloof jij dat je een zondaar bent en dat je verlossing alleen ligt in Jezus Christus?
  2. Als je daaraan twijfelt, hoe kan je dan groeien in zekerheid?
  3. Kan jij net als Paulus van jezelf zeggen: ik ben de grootste van alle zondaren? En wat denk je, zou elke gelovige dat eigenlijk van zichzelf zeggen?

Lezen 1 Timotheüs 1:15 (klik hier).

Klik hier om de preek over 1 Timotheüs 1:15 te horen.